DOELWIT AARDE: DE MAAN GING DOOR HET OOG VAN DE NAALD

Wie de maan controleert, controleert de aarde, was de visie van Amerikaanse generaals. Het heeft dan ook weinig gescheeld of de maan was omgetoverd tot een militaire basis, compleet met silo's voor kernraketten. Tot verdriet van de militairen stak hun hoogste baas daar een stokje voor.

Het is 21 juli, 03.39 uur Nederlandse tijd. Iedereen die op dat tijdstip in 1969 voor de televisie zit gekluisterd, houdt zijn adem in. Al zeven uur lang staat de Eagle roerloos in het met stenen en kraterputjes bezaaide landschap. Dan komt er eindelijk beweging in het luik aan de voorkant van de maansloep. Achterwaarts, op handen en knieën schuifelend, komt Neil Armstrong naar buiten.

Op het platform en op de tweede sport van een negen treden lange ladder pauzeert hij. Eerst maakt hij een soort waslijn vast. Daarmee moeten straks de verzamelde bodemmonsters omhoog worden getakeld. Ook stelt hij een in de zijkant van de maanlander opgeborgen televisiecamera in werking. Zo kan iedereen zien hoe de afdaling naar het maanoppervlak verloopt. "Ik stap nu van de ladder af," zegt Armstrong om 03.56 uur. En terwijl hij zijn linker voet op de maanbodem zet, klinken vanuit zijn helm met goudvizier de woorden: "Dat is een kleine stap voor een mens, maar een reuzensprong voor de mensheid." Aan het zwarte uitspansel hangt de blauwe, deels met witte wolken overdekte aarde. Daar, 387.000 km verderop, kijken of luisteren ongeveer 700 miljoen mensen rechtstreeks naar de historische gebeurtenis.

Wie nu, bijna vijfendertig jaar later, de eerste maanlanding op video-opnamen bekijkt, krijgt al gauw de indruk dat het ging om het behalen van een soort sportief succes. Aan de ene kant waren er de Russen. Die lanceerden als eersten een satelliet (Spoetnik-1, op 4 oktober 1957). Een paar maanden later lukte het de Amerikanen een kunstmaan in de ruimte te brengen (Explorer-1, op 31 januari 1958). Maar vervolgens waren het wéér de Russen die als eersten een mens in een baan om de aarde brachten (Joeri Gagarin, op 12 april 1961). Met name wat de bemande ruimtevaart betreft, lag het Amerikaanse programma nog op één oor. Ook letterlijk, want zo verwoordde John Powers het. Powers was in die tijd het hoofd van de voorlichtingsdienst van de NASA. Toen Gagarin om de aarde draaide was het in Amerika nog nacht. "We're all asleep down here - We liggen hier allemaal nog te slapen," stamelde Powers met slaapdronken stem toen hij door een journalist werd wakker gebeld. Voor de kranten werd dat natuurlijk dé kop voor een Amerika dat - 3,5 jaar na de Spoetnik - opnieuw was verslagen in de wedloop naar de ruimte.

Hoezeer de Verenigde Staten in hun eer waren aangetast, bleek uit de toespraak die president Kennedy hield voor het Amerikaanse Congres. "De dramatische verrichtingen in de ruimte, die de laatste weken hebben plaatsgevonden, moeten ons duidelijk hebben gemaakt - net als de Spoetnik in 1957 - welke weg wij moeten inslaan," sprak Kennedy op 25 mei 1961. "Nú is het de tijd om een grotere stap te doen. Tijd voor een grote, nieuwe Amerikaanse onderneming. Ik geloof dat deze natie zich als doel moet stellen om nog vóór het einde van dit decennium een mens op de maan te laten landen en hem veilig terug te brengen naar de aarde. Het zal niet één man zijn die naar de maan gaat - het zal de hele natie zijn. Want we moeten allemaal ons best doen om hem daar te krijgen..." Na een vele miljarden dollars verslindend Apollo-project hadden de Amerikanen inderdaad succes en stonden ze vóór 1970 op de maan.

Maar ging het bij de race om de maan wel om een gezonde en sportieve wedloop? In die eerste jaren van de ruimtevaart woedde de 'Koude Oorlog' (ongewapende strijd tussen de westelijke en de communistische wereld na de tweede wereldoorlog). In werkelijkheid was de wedloop dan ook vele malen grimmiger. Achteraf kan dat ook heel goed worden vastgesteld aan de hand van het aantal militairen dat heeft rondgelopen op de maan. Van de twaalf Amerikanen die een voet zetten op het naburige hemellichaam, waren er slechts twee gewone burgers. Alleen Neil Armstrong (Apollo 11, eerste landing in 1969) en de geoloog dr. Harrison Schmitt (Apollo 12, laatste landing in 1972) hadden geen militaire rang toen ze op de maan rondwandelden. Alle overigen waren militairen. De meesten waren kolonel bij de Amerikaanse luchtmacht. De rest bestond uit marine-officieren. Hun rangen varieerden van kapitein tot schout-bij-nacht.

Het militaire vlagvertoon op de maan moest de communistische wereld eens voor altijd duidelijk maken dat er niet meer met de Verenigde Staten kon worden gespot. Wie de maan in bezit had, kon immers ook de onderliggende aarde zijn wil opleggen. Dat was gewoon oude wijn in nieuwe zakken, want al eeuwenlang zijn begrippen als 'hoogte' en 'macht' nauw met elkaar verweven. De Egyptenaren en Azteken bouwden bijvoorbeeld piramides die reikten tot aan de hemel. Koningen, religieuze leiders en rechters, regeerden, preekten of spraken recht vanaf hoger gelegen plaatsen. Want welke leider wil kwetsbaar overkomen? Wie kan het zich veroorloven te regeren vanuit een greppel? De Texaanse senator Lyndon B. Johnson, later vice-president, en zelfs president van de Verenigde Staten, reageerde zo op de lancering van de Spoetnik: "Het Romeinse Rijk controleerde de wereld doordat ze wegen kon bouwen. Later, toen het allemaal op zee gebeurde, domineerde het Britse Rijk doordat dat schepen had. In de tijd van de luchtvaart werden wij met onze vliegtuigen oppermachtig. En nu? Nu hebben de communisten een voet in de ruimte gezet!"

Dergelijke uitspraken kwamen in feite neer op demagogie, ofwel het aanleggen van rookgordijnen. Want al lang vóór de lancering van de Spoetnik, loerden de drie Amerikaanse legeronderdelen hunkerend naar de ruimte. In 1952 benaderde de Bell Aircraft Company de Amerikaanse luchtmacht met Project Bomi. Bomi, een afkorting voor 'bomber-missile', was een idee van Walter Dornberger, die tijdens de tweede wereldoorlog commandant was van een Duits V-2 team. Bomi was een bommenwerper die eerst door een raket tot op 64 km hoogte moest worden gebracht. Met een kernbom als lading kon de bemande bommenwerper vervolgens geruisloos, en met een snelheid van 16.400 kilometer per uur op zijn doel af zweven.

In 1955 werd het bomi-project beëindigd. Maar niet nadat het was overgegaan in twee afzonderlijke projecten. Een daarvan was het Manned Glide Rocket Research System, waarbij een bommenwerper tot op 110 km hoogte zou worden gebracht met een boosterraket. Daarbij was nauwelijks verschil met het ontwerp van een huidige space shuttle. De ander was het Manned Ballistic Rocket Research System. Daarbij moerst een mens in een soort ruimtecapsule afgeschoten voor het maken van ballistische verkenningsvluchten. Beide projecten belandden op een boekenplank omdat op het gebied van raketvoortstuwing nog zo weinig bekend was.

Toch liet de gedachte aan een 'bewapende ruimtemacht' de militairen niet los. Nog geen paar weken na de lancering van de Spoetnik broedde de Amerikaanse luchtmacht op een uitgebreider plan in vier fasen. De eerste, MISS, ofwel 'Man In Space Soonest' (zo snel mogelijk een mens in de ruimte), ging erom zo snel mogelijk militaire astronauten in een baan om de aarde te krijgen. De streefdatum was oktober 1960. De eerste MISS zou worden gevolgd door een tweede: 'Man In Space Sophisticated' (verbeterde versie van een mens in de ruimte). Daarbij zou een grotere ruimtecapsule worden gebruikt voor een vluchtduur van twee weken. De derde fase behelste een gedetailleerde verkenning van het maanoppervlak. Aan de hand daarvan konden toekomstige landingsplaatsen worden uitgezocht. De vierde en laatste fase, 'Manned Lunar Landing and Return', kwam neer op het in een baan om de maan brengen van apen, en daarna van mensen. Tenslotte zou in 1965 een bemande maanlanding plaatsvinden. Kostprijs: anderhalf miljard dollar.

Het Amerikaanse leger dacht in 1959 ook over een maanbasis. Dat had als codenaam Project Horizon. Met krachtige Saturnus-raketten wilde het leger in januari 1965 cargovluchten naar de maan ondernemen. In april van dat zelfde jaar zou dan de eerste bemande maanlanding plaatsvinden. Met in totaal 149 (!) Saturnus-lanceringen voor de opbouwfase, en nog eens 64 vluchten later voor bevoorrading en onderhoud, kon een twaalf man sterke kolonie op de maan worden gevestigd. Herbert York, de directeur van het bureau voor defensie-onderzoek van het Amerikaanse Ministerie van Defensie, haalde een streep door het voorstel omdat hij er geen militair heil in zag. Daarnaast zou de prijs van zes miljard dollar vermoedelijk toch tientallen malen worden overschreden bij een dergelijk groot aantal lanceringen.

De Amerikaanse luchtmacht introduceerde het begrip 'aerospace' om naast de lucht ook aanspraak te kunnen maken op de ruimte om de aarde. Vaak in samenwerking met de marine voerde zij de meeste studies voor bemande maanlandingen uit. Luchtmachtgeneraal Homer A. Boushey gaf tijdens een toespraak voor de Aero Club van Washington, op 28 januari 1958, de klaroenstoot.

Nadat Boushey de bouw van toekomstige maanbases had beschreven, en terloops ook had gewezen op het gebruik van de maan voor spionagedoeleinden, merkte hij op: "De maan biedt ongeëvenaarde mogelijkheden voor een vergeldingsaanval. Als wij een basis op de maan zouden hebben, zouden de Sovjets eerst een aanval op de maan moeten uitvoeren nog vóórdat ze het zouden wagen de V.S. op aarde aan te tasten. Omdat de tocht naar de maan zo'n tweeëneenhalve dag in beslag neemt, zouden we daar al heel snel van op de hoogte zijn. Natuurlijk zou Rusland ook eerst ons land kunnen aanvallen. Maar dat zou neerkomen op pure zelfmoord. Nog geen 48 uur later wordt het dan immers volledig vernietigd door een door ons ingezette kernaanval vanaf de maan."

Boushey's toespraak kon de militaire bedoelingen niet beter blootleggen. De maan werd gezien als het punt van waaruit de hele planeet kon worden aangevallen. U.S. News & World Report vatte zijn visie kernachtig samen onder de kop: "Wie de maan controleert, controleert de aarde." Een paar maanden na Boushey's toespraak vroeg de luchtmacht om studies, die overeenstemden met de plannen van de generaal. Al die studies waren natuurlijk geheim. Sommige zijn dat nu zelfs nog. Maar aan de hand van wat inmiddels wèl is vrijgegeven, is al een redelijk goed beeld te verkrijgen over de bewapeningswedloop naar de maan.

George Honzik bijvoorbeeld, een ingenieur bij Lockheed Missiles & Space Company, ontwierp op de maan te plaatsen militaire bases. Vervoer van materialen over het maanoppervlak kon plaatsvinden per Lunar Traversing Vehicle, of per Lunar Ballistic Vehicle. De eerste was een terreinwagen met grote radervormige wielen. De tweede was een soort holle bol op ski's, waarmee ballistische sprongen over het maanoppervlak konden worden gemaakt.

Cal Tech's Jet Propulsion Laboratory (JPL) dacht even over het tot ontploffing brengen van een kernbom op de maan. Zo kon de wereld zien hoe ver de Amerikaanse vuist reikte. Het directoraat voor planning en analyse van ruimtevaartmissies van de Air Force Ballistic Missile Division onthulde in april 1960 haar Military Lunar Base Program or S.R. 183 Lunar Observatory Study. Dat ging uit van tegen kernaanvallen vanaf de aarde beveiligde ondergrondse maanbases. Ook was de aanleg van radarwaarnemingsposten gepland. Die moesten de maan motoveren tot één grote afluisterpost in de ruimte.

Al dit soort militaire plannen werden uiteindelijk gedwarsboomd door president Eisenhower. Die besloot dat de NASA, een in 1958 opgerichte civiele ruimtevaartorganisatie, het voortouw moest nemen in de ruimtevaart. Nog later, in januari 1967, tekenden Rusland en de Verenigde Staten tenslotte het Outer Space Treaty. Door dat verdrag is het verboden kernwapens of andere massale vernietigingswapens in de ruimte te brengen. Eveneens is het verboden ze op de maan of welk ander hemellichaam ook te plaatsen. Dit verdrag verbiedt dus uitdrukkelijk de bouw van militaire bases op de maan en ook het testen van wapens daar.

Wat militair gebruik betreft is de maan dus door het oog van de naald gegaan. Toch is het militaire vlagvertoon in de ruimte nooit helemaal gestopt. Ook al mogen er geen massale vernietigingswapens in de ruimte worden gebracht, 'normaal' militair onderzoek - denk aan SDI of 'Star Wars' - ging gewoon door. Ondanks de NASA-emblemen op hun zijkant, zijn de space shuttles deels ontworpen voor militaire doeleinden. Alleen al hun laadruimen hebben de juiste afmetingen gekregen voor het omhoog brengen van reusachtige KH-11 spionagesatellieten.

Ook Clementine, de sonde die in 1994 om de maan cirkelde, was weer een militair produkt. De ruimtesonde, die voluit eigenlijk Deep Space Program Science Experiment heette, werd ontwikkeld door de Ballistic Missile Defense Organization, het Naval Research Laboratory en de NASA. Het militaire doel is het blootstellen van allerlei (elektronische) apparatuur aan hoge stralingdoses. Nu er geen kernproeven meer op aarde worden gehouden, moesten die hoge stralingsdoses worden gezocht in de Van Allengordels om de aarde en in de de zonnewind die door de interplanetaire ruimte waait. De sensors waarmee het maanoppervlak werd bestudeerd, waren ontworpen voor een waarschuwingssysteem tegen aanvliegende raketten. Daarom voelden niet alle geleerden zich even gemakkelijk met de stortvloed aan gegevens die Clementine óók opleverde...

Tekst: Carl Koppeschaar

Literatuur:

David Baker: The History of Manned Space Flight; New Cavendish Books, London 1981.
William E. Burrows: Securing the High Ground; Air&Space, december 1993/januari 1994.
Steve Nadis: Star Wars and the asteroid; New Scientist, 22 januari 1994.


Back to ASTRONET's home page
Terug naar ASTRONET's home page