Al bijna tweeduizend jaar lang bestaat het raadsel van de "ster van Bethlehem". Als deze ster destijds werkelijk is verschenen, moet het een spectaculair hemelverschijnsel zijn geweest. Er is wel eens gedacht aan een exploderende ster die tijdens de geboorte van Christus zichtbaar was. Maar tegenwoordig denkt men aan een ander zeldzaam hemelverschijnsel: een drievoudige conjunctie van de planeten Jupiter en Saturnus.
In het eerste bijbelboek van het Nieuwe Testament, het Helig Evangelie volgens Mattheüs, staat een merkwaardig verhaal. In de tijd dat Herodes koning was, kwamen enige wijzen naar Jeruzalem. De wijzen hadden een bijzondere ster gezien in het oosten. Ze zagen daarin een teken dat de koning der Joden geboren was.
Herodes riep direct het Sanhedrin bijeen. Van de hogepriesters en de schriftgeleerden vernam hij dat de Christus volgens de profetie in Bethlehem geboren zou worden. Toen ontbood hij in het geheim de wijzen en vroeg hun nauwkeurig naar het tijdstip waarop de ster verschenen was. Na de koning te hebben aangehoord, vertrokken de wijzen naar Bethlehem. Onderweg zagen zij de ster opnieuw. Deze ging voor hen uit totdat ze stil bleef hangen boven de plaats waar het Kind zich bevond.
Er is in de bijbel nauwelijks een verhaal te vinden dat de fantasie zo heeft geprikkeld als dat van de wijzen uit het Oosten en hun ster van Bethlehem. Neem alleen al de wijzen. Het oorspronkelijk in het Grieks geschreven evangelie spreekt van magoi: magiërs die zich bezighielden met sterrenwichelarij. Maar dat woord heeft een ongunstige klank en in onze vertalingen zijn er daarom "wijzen" van gemaakt. Hoeveel wijzen er waren, is niet bekend. Het evangelie spreekt van enige. Maar het volksgeloof heeft er drie van gemaakt en ze voorzien van de welluidende namen Kaspar, Melchior en Balthasar: drie koningen die Christus goud, wierook en mirre kwamen aanbieden.
De ster van Bethlehem onderging een soortgelijke gedaanteverwisseling. Op elke moderne kerstkaart is zij te zien als een fel stralend hemellichaam dat de woestijn met daarin de karavanen van de drie wijzen 's nachts verlicht. In de bijbel is er echter geen sprake van dat het om een dergelijk spectaculair natuurverschijnsel ging. Anders zou Herodes het zelf ook hebben gezien en zou hij niet zo verbaasd zijn geweest dat aan de verschijning van een ster zoveel betekenis werd toegekend. Vreemd genoeg is Mattheüs de enige die het verhaal van de ster en de wijzen vermeldt.
Hebben de wijzen uit het Oosten en de ster van Bethlehem dan wel werkelijk bestaan? David Hughes, hoogleraar in de natuur- en sterrenkunde aan de universiteit van Sheffield, meent van wel. Hij heeft het verhaal van de ster van Bethlehem op historische gronden onderzocht en kwam tot de conclusie dat er wel degelijk sprake was geweest van een opmerkelijk natuurgebeuren. Hughes moest daarvoor allereerst de geboortedatum van Christus bepalen omdat die nu eenmaal moest samenvallen met het tijdstip waarop het hemelverschijnsel mogelijk plaatsvond.
Volgens de bijbel werd Christus geboren in de dagen dat Herodes koning was. De Romeinse geschiedschrijver Flavius Josephus vermeldt dat Herodes stierf na een maansverduistering en dat kort na zijn dood het paasfeest werd gevierd. Slechts één maansverduistering komt hiervoor in aanmerking en wel die van 13 maart 4 v.Chr. Het paasfeest in dat jaar werd gevierd op 11 april, zodat Herodes tussen deze twee data in gestorven moet zijn. De geboorte van Christus moet dus in ieder geval vóór 11 april 4 v.Chr. hebben plaatsgevonden. Een datum die hiermee in overeenstemming is, noemt het evangelie van Lucas. Christus zou zijn geboren kort nadat er een besluit kwam van keizer Augustus dat er een volkstelling moest worden gehouden in zijn rijk. Deze volkstelling vond plaats "eer Quirinius landvoogd was van Syrië". Quirinius kan bij twee van dergelijke volkstellingen in Palestina een rol hebben gespeeld: ten eerste in de jaren 8 tot 6 v.Chr., als administrateur van landvoogd Sentius Saturnius; en ten tweede in de jaren 6 en 7 n Chr., toen hij zelf landvogd van Syrië was. Het laatste geval valt af, zodat de geboortedatum van Christus met zekerheid kan worden vastgesteld tussen 8 en 6 v.Chr. Als er werkelijk een ster van Bethlehem te zien is geweest, dan moet die zijn verschenen in déze periode.
In het jaar 7 v.Chr. vònd een hemelverschijnsel plaats dat grote indruk maakte op de Babylonische sterrenwichelaars. Omstreeks 11 maart van dat jaar zagen zij Jupiter en Saturnus dicht bij elkaar aan de hemel tevoorschijn komen uit de ochtendgloed. De dagen erna naderden de planeten elkaar nog meer en op 27 mei kwam het zelfs tot een conjunctie: een samenstand waarbij twee hemellichamen op dezelfde lengtecirkel aan de hemel staan en waarbij hun onderlinge afstand het kleinst is geworden.
Het verschijnsel zou onopgemerkt voorbij zijn gegaan - conjuncties tussen Jupiter en Saturnus doen zich elke 19,86 jaren voor - als de twee planeten niet maandenlang in elkaars nabijheid waren gebleven. Alle voortekenen wezen erop dat er een grote conjunctie te verwachten was: een zeer zeldzaam voorkomend samenspel van bewegingen waarbij twee hemellichamen tot driemaal toe met elkaar in conjunctie komen. In de nacht van 14 op 15 september werd het duidelijk dat er iets bijzonders aan de hand was. Beide planeten begonnen elkaar voor de tweede maal te naderen en kwamen bovendien op als de zon juist onderging. In de astrologie van die tijd duidde het opkomen van planeten ten tijde van zonsondergang op een geboorte. Het sterrenbeeld Vissen, waarin de twee planeten zich bevonden, was het astrologische teken voor Palestina. Bovendien was Saturnus van oudsher de beschermplaneet van de Hebreeën en zowel Babyloniërs als Hebreeën noemden de planeet Jupiter Sedeq: de rechtschapenheid die de goeden beschermt en het kwaad bestraft. Voor de Babylonische sterrenwichelaars kon de samenstand van Jupiter en Saturnus in de Vissen daarom maar één ding betekenen: in Palestina was de langverwachte Messias geboren!
Drievoudige conjuncties tussen planeten hebben met zekerheid een bijzondere betekenis gehad voor de Babylonische magiërs. Op een kleitablet dat veertig kilometer ten noorden van Babylon is opgegraven zijn de belangrijkste gebeurtenissen uit het jaar 7 v.Chr. ontcijferd. Speciaal op het kleitablet zijn vermeld een zonsverduistering, het tijdstip van de zomerzonnewende èn de conjunctie van Jupiter en Saturnus in het sterrenbeeld Vissen. Het is dus niet onmogelijk dat de gebeurtenissen zich hebben voorgedaan zoals ze in de bijbel zijn beschreven.
Kort na de waarnemingen van 14/15 september organiseerden enkele magiërs waarschijnlijk een expeditie naar Palestina om te zien of de door hen voorspelede gebeurtenissen ook werkelijk hadden plaatsgevonden. Na hun bezoek aan koning Herodes zagen zij de ster opnieuw. Mogelijk is hiermee bedoeld de derde conjunctie die op 1 december te zien was. Als de magiërs naar Bethlehem reisden, stonden de planeten hoog in het zuiden aan de hemel: in de richting van het stadje Bethlehem. Na de derde conjunctie verwijderden Jupiter en Saturnus zich snel van elkaar. Voor de magiërs een teken dat de gebeurtenissen voorbij waren, waarop zij naar hun land terugkeerden.
De theorie van de drievoudige conjunctie klinkt heel aannemelijk. Ervoor werd aangenomen dat de ster van Bethlehem een nova zou zijn geweest: een exploderende ster, die plotseling fel oplichtte aan de hemel. In Chinese en Koreaanse geschiedschrijvingen wordt vermeld dat in het jaar 5 v.Chr. een po'hsing verscheen: een nieuwe ster aan het firmament. Maar als we uitgaan van het tijdvak 8 - 6 v.Chr. voor de geboorte van Christus kan deze nova onmogelijk de ster van Bethlehem zijn geweest. Niet alleen verscheen ze te laat, maar bovendien had de verschijning van een nieuwe ster geen andere astrologische betekenis dan een onheilspellende, zodat er voor de magiërs allerminst een reden zou zijn geweest om een verre reis naar Jeruzalem te ondernemen.
Drievoudige conjuncties tussen Jupiter en Saturnus hebben zich sinds de eerste verschining van de ster van Bethlehem voorgedaan in de jaren 332-333, 411-412, 452, 709-710, 967-968, 1007-1008, 1265-1266, 1305-1306, 1425, 1682-1683, 1821, 1940-1941 en 1981. De eerstvolgende drievoudige conjunctie tussen Jupiter en Saturnus doet zich voor in 2238. Onze verre nazaten kunnen dan de "vijftiende ster van Bethlehem" aan de hemel zien.
Illustraties: Mark A. Haney (KlassM SoftWare: SkyGlobe)