Het ebolavirus. Foto: Dr. F.A. Murphy/ Centers for Disease Control and Prevention.
Het enige geluid is een verstikt kokhalzen. Ook al is hij bewusteloos, het slachtoffer blijft braken. Dan klinkt het alsof een beddenlaken doormidden wordt gescheurd. Dat zijn de darmen die bij de sluitspier openscheuren en bloed doorlaten. Het bloed vermengt zich met darmslijmvlies dat is losgekomen en komt met enorme hoeveelheden naar buiten. Nu de gastheer is vernietigd, komt het micro-organisme uit alle lichaamsopening tevoorschijn. Via bloed en uitwerpselen gaat het op zoek naar een nieuwe gastheer.
Op die manier beschrijft Richard Preston in zijn bestseller The Hot Zone de gruwelijke dood van een patiënt die besmet werd met het ebolavirus. Ebola is een klein, draadvormig virus, dat hemorragische koorts veroorzaakt: koorts met bloedingen. Een paar dagen nadat ze besmet zijn, krijgen patiënten koorts, hoofdpijn, spierpijn en koude rillingen. De ziekte lijkt dan nog op griep of malaria. Maar daarna begint de patiënt te bloeden. Eerst is dat te zien in het opgehoeste slijm, aan bloedingen van het tandvlees en in de diarree. Later zijn er ook bloedingen rond de hartspier. De dood komt uiteindelijk door shock. In 1975 en 1995 overleed bij aanvallen van ebola in Zaďre 90 procent van alle zieken. Ebola is daarmee de dodelijkste ziekteverwekker die we kennen. Op dit moment (voorjaar 2014) is er in Guinea en Liberia een uitbraak die 70% aan dodelijke slachtoffers eist. Volgens het Franse Institut Pasteur is dit een stam van het virus dat in 1995 in Zaďre de kop opstak.
Ebola en andere hemorragische virussen staan bij epidemiologen bekend als ‘scheuren in het weefsel van de natuur’. Ze steken onverwachts de kop op in tropische regenwouden. Hoewel hun precieze infectiehaard van geval tot geval kan verschillen, kunnen de virussen zich ophouden in apen, vleermuizen en knaagdieren. Met die dieren lijken de virussen gecoëvolueerd te zijn. Dat wil zeggen dat zij ze niet of nauwelijks meer ziek maken. Het virus lijkt bepaalde diersoorten zelfs te beschermen tegen indringers in hun territorium. Dat kan een ander dier zijn, maar ook de mens die het oerwoud kapt en er steeds verder in doordringt.
Vleermuizen zijn het meest waarschijnlijke reservoir van het ebolavirus. Zij kunnen apen en andere zoogdieren besmetten. Iemand kan door een vleermuis of ander in het wild levend zoogdier worden besmet en vervolgens de epidemie onder mensen op gang brengen. Illustratie: Centers for Disease Control and Prevention.
“In 1989 ging de wereld door het oog van de naald,” zegt de Amerikaanse viroloog Frank Ryan, auteur van het boek Virus X – De terugkeer van dodelijke epidemieën. “Er waren namelijk aanwijzingen dat dit virus zich niet alleen door direct contact, maar ook via de airconditioning verspreidde. Een ziekteverwekker die zich door de lucht verspreidt, heeft geweldige kansen. Iedere volwassene ademt per dag ongeveer tienduizend liter lucht in. Je kunt nooit vermijden elkaars uitgeademde lucht in te ademen. Eén besmet persoon kan door hoesten of niezen vele anderen besmetten.”
Op 11 mei 1995 sloeg Ebola in het Zaďrese stadje Kikwit toe. Net als in voorafgaande gevallen was het ziekenhuis het middelpunt van de epidemie. Er verschenen foto’s in de kranten die toonden hoe de kisten en later lijkzakken met de lichamen van de slachtoffers werden begraven door gezondheidswerkers met beschermende kleding, handschoenen en maskers. De kranten schreven over een ‘ziekte erger dan aids die lichamen in water verandert. Vooral toen ziektebestrijders verschenen die waren gehuld in ’pakken voor chemische oorlogvoering’ ging er een schokgolf van angst door het land. Het Zaďrese leger sloot de wegen naar Kikwit af. De ‘indexpatiënt’, zo genoemd omdat het de eerste van een epidemie is, bleek een houtskoolbrander te zijn die voor zijn werk het oerwoud introk. Een besmettingsketen via zijn huisgezin bracht het virus in het ziekenhuis van Kikwit. In totaal deden zich 316 ziektegevallen waarvan er 244 overleden. Gelukkig verplaatste het virus zich niet door de lucht. Door isolatie van de zieken en verregaande ontsmettingsmaatregelen kon het virus worden bestreden. Na drie maanden was de epidemie voorbij. Foto: Centers for Disease Control and Prevention
“Door virologen wordt zo’n vernietigend virus vaak de Andromeda-strain genoemd, naar de gelijknamige bestseller van Michael Crichton,” vervolgt Ryan. “Maar die naam is niet juist. De Andromeda-stam was namelijk geen virus, maar een kristallijne eenheid die in een meteoriet op aarde terechtkwam. Als iets de mensheid ooit bedreigt, is het een gemuteerd en daardoor agressief geworden virus. Daarom noemde ik het Virus X. De X is daarin de afkorting van extinction, oftewel uitsterving.”
Aërobiologen, wetenschappers die zich bezighouden met micro-organismen in de lucht, beamen dat we machteloos staan tegen virussen of bacteriën die zich op de wind verspreiden. “Een kubieke meter lucht bevat honderdduizenden bacteriën, virussen, pollen, sporen van zwammen, algen en andere protozoën,” zegt Linda Stetzenbach van de universiteit van Nevada. “Tien tot dertig procent daarvan kunnen we thuisbrengen. Van de rest weten we zo goed als niets.” Dat beaamt ook Robert Shope, een epidemioloog die verbonden is aan de Yale-universiteit: “Uit het Braziliaanse regenwoud kennen we bijvoorbeeld al vijftig verschillende virussen die mensen ziekmaken. Er moeten in het oerwoud nog zeker honderden virussen schuilen waar we helemaal geen weet van hebben.”
Een van de beruchte en zeer besmettelijke koortsen met bloedingen is de sinds 1969 in Afrika woedende Lassakoorts. Gebleken is dat veeltepelmuizen (ook wel Afrikaanse rat genoemd) het virus bij zich dragen. Het meest waarschijnlijk is dat het virus via hun urine en uitwerpselen wordt overgedragen. Foto: Kelly et al. / Wikipedia
Door een fikse nies- of hoestbui gaan zo’n 10 miljoen ziekteverwekkers de lucht in.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw experimenteerde de toenmalige Sovjet-Unie met het geschikt maken van het Marburg-virus voor biologische oorlogsvoeringdoeleinden. Dankzij Ken Alibek (voorheen Kanatjan Alibekov), een Sovjet-overloper die in 1992 naar de Verenigde Staten overliep, is meer bekend geworden over de Sovjetactiviteiten op dit gebied. Hij was de Eerste Onderdirecteur van Biopreparat, de organisatie die zich bezig hield met ontwikkelen van biologische wapens. Wetenschappers van Biopreparat ontdekten dat, in aerosolvorm, er slechts een paar virions (virusdeeltjes) nodig waren voor het infecteren van een slachtoffer. Ze onderzochten verder hoe dit virus met een SS-18 intercontinentale raket ingezet kon worden tegen NAVO-bevolkingscentra. Nadat een van de wetenschappers, dr. Nikolai Ustinov, zichzelf per ongeluk geďnjecteerd had met Marburg, konden zijn collega's uit zijn stoffelijk overschot een nog dodelijkere versie van het virus isoleren en cultiveren. Deze werd 'variant U' genoemd naar dr. Ustinov. Volgens Alibek waren de Sovjets in 1991 zo ver, dat ze Marburg-variant U in grote hoeveelheden kon produceren. Volgens de plannen zouden dan tien afzonderlijke richtbare, met Marburg U geladen, koppen op de genoemde raketten geplaatst worden die daarna in het operationele arsenaal van de Sovjets zouden worden opgenomen.
Carl Koppeschaar
Terug naar ASTRONET's home page