"So, G'sell so!" Het is tien uur 's avonds en dus al donker als de roep van de torenwachter klinkt. Terwijl het sonore stemgeluid wegsterft in de nacht, moet ik onwillekeurig denken aan de stripverhalen van Marten Toonder. Want ook hier, in het Duitse Nördlingen, wordt zo'n typisch traditie in stand gehouden die in sommige Bommelverhalen een rol speelt.
In vroeger tijden werd hier elk uur vanaf de toren naar de stadspoorten en weer terug geroepen. Zo werd gecontroleerd of de bewaking niet in slaap was gesukkeld. Omdat de stadspoorten niet langer meer zijn bemand, is het nu alleen nog maar de torenwachter die op gezette tijden roept. Omdat ik het heen-en-weergeroep wel weer eens in ere wil zien hersteld, besluit ik uit alle macht vanaf het stadsplein terug te roepen. De torenwachter, die ik door mijn cameratelelens als een piepklein silhouet tegen het verlichte torenvensterraam kan zien - lijkt aangenaam verrast. In ieder geval zet hij nogmaals zijn handen voor de mond en roept nog één keer de langgerekte wachtroep terug.
Wat sta ik hier eigenlijk te schreeuwen, in het nachtelijk donker in het stadje Nördlingen? Vanmiddag beklom ik hier de negentig meter hoge 'Daniel'. Die torenspits zag ik al aanrijdend vanaf kilometers afstand en volgens de reisgids zou hij een prachtig uitzicht op de omgeving bieden. Daarvan was geen woord te veel gezegd. Maar wat de reisgids niet vermeldde, was dat de torenwachter een persoonlijke bekende is van Apollo-14 en Apollo-17 bemanningsleden.
Apollo-14 en Apollo-17 bemanningsleden? Dus de Amerikaanse astronauten die in 1971 en '72 ook op de maan zijn geland? "Jazeker," glundert de 80-jarige torenwachter Johann Lutzeier. "Kijk, hier sta ik met ze op de foto. En dit zijn hun foto's met handtekeningen die ze mij later stuurden. Het is namelijk zo dat Edgar Mitchell, Eugene Cernan en Alan Shepard hier in 1970 kwamen oefenen. Door vanaf deze toren de 'Nördlinger Ries'- zo heet de komvormige omgeving hier - te observeren, kregen ze een idee hoe het er later op de maan uit zou zien. Iets dergelijks deden ze ook bij andere kraters op aarde. Maar hier leerden ze ook 'maanstenen' te verzamelen."
Enigzins skeptisch kijk ik vanuit mijn ooghoeken naar wat rotsblokken en keien die op een plank liggen uitgestald. "Echt waar hoor," haast de oude Lutzeier zich te zeggen. "Sommige steensoorten in de Ries lijken als twee druppels water op het maangesteente. Heeft u de enorme steenblokken waaruit deze kerk is opgebouwd dan nog niet bekeken? Die bestaan uit sueviet: een poreus gesteente van kwarts, veldspaten en andere mineralen, waarin 'glasbommen' en 'druppels' van gesmolten, kristallijn gesteente zijn opgesloten. Doordat de bouwstenen van de kerk glad zijn geslepen, zie je die 'bommen' als donkere vlekken tussen de grijze steenmassa liggen. Welnu, die hele structuur van kristallijne stukken en verglaasde massa's in poreus gesteente komt precies overeen met het maangesteente regoliet. Vandaar dat het gesteente dat hier in de buurt kan worden gevonden ook Rieser Mondgestein wordt genoemd: maangesteente uit de Ries."
Lutzeier vertelt dat 15 miljoen jaar geleden in dit gebied een verschrikkelijke katastrofe plaatsvond. Met een snelheid van 20 kilometer per seconde denderde hier een steenmeteoriet van 800 tot 1200 meter in doorsnede naar beneden. De klap bracht in de bodem een schokgolf teweeg met een druk van duizenden kilobar. De temperatuur liep daarbij op tot meer dan tienduizend graden Celsius. Door de hoge druk en temperatuur smolt en verdampte niet alleen de meteoriet, maar verpulverde ook de hele ondergrond. Binnen twee seconden werd een krater geslagen van 13 kilometer diameter en 4,5 kilometer diepte. Doordat de bodem na de schok weer terugveerde en daarbij ook de oorspronkelijke kraterrand afbrokkelde, ontstond daaruit een veel grotere kom met een diameter van 24 kilometer. Die vulde zich met water en vormde later het Ries-meer. In de loop van twee miljoen jaar werd het meer door afzettingsgesteenten gevuld en ondieper. Tenslotte kwam het droog te liggen.
"Wie in de Ries aankomt, beseft niet direct dat hij zich in een enorme krater bevindt," vervolgt Lutzeier. "Maar hiervandaan, vanaf de toren, kun je overal in de verte de heuvels zien liggen. Die vormen de ronde, en inmiddels geheel begroeide buitenste kraterrand. Op sommige plaatsen zijn die heuvels 150 meter hoog."
Als ik even later de omgang van de kerktoren betreedt, zijn de heuvels inderdaad heel fraai te zien. Nu kan ik mij indenken wat enkele Apollo-astronauten zagen, die middenin een maankrater waren geland. Maar door het verhaal van Lutzeier en op die hoge, winderige kerktoren krijg ik ook een akelig gevoel. Als in een visioen zie ik de inslag rond mij. Een oogverblindende lichtflits, een enorme drukgolf en het geweld van een kwart miljoen Hiroshima-bommen dat de aardbodem verpulvert tot in de wijde omtrek. Ongeveer honderdvijftig kubieke kilometer gesteente wordt uit de aardkorst weggeslingerd. Tonnenzware rotsblokken vliegen in het rond en kleinere druppels gesmolten steen komen helemaal in Tsjechië terecht. De Daniël verwordt tot de 'atoombomkoepel': het gebouw in Hiroshima, waarvan de kaalgeslagen structuur bewaard bleef. Dat bevond zich ook precies onder het explosiepunt en bleef daardoor overeind.
De volgende dag wordt mijn angst nog verder gevoed in het ook in Nördlingen gelegen Rieskrater-Museum. Naast bodemprofielen en monsters van de door de enorme druk verbrijzelde en in het rond geslingerde gesteenten is daar een een luchtfoto te bezichtigen. Daarop is de gehele Rieskrater met alle dorpjes en steden erin te zien. Ook hangt in het museum een kaart van Europa, waarop nog meer van dergelijke inslagkraters zijn aangegeven. In Zweden vind je bijvoorbeeld de Siljan-ring, de Dellen-meren en het Mien-meer. In Frankrijk zijn er de kraters bij Faugères, Rochechouart en 'Le Clot' (bij het gehucht Cabrerolles in het departement Hérault).
In Duitsland, op nog geen veertig kilometer afstand van de Ries, is er nog een tweede inslagkrater rond het dorpje Steinheim am Albuch. Die krater is weliswaar veel kleiner (3,8 km in diameter), maar heeft evenals veel maankraters ook nog een fraaie, centrale berg. De ouderdom van de Steinheimkrater wordt geschat op 14,8 (± 0,7) miljoen jaar. Hij zou dus samen met de Rieskrater kunnen zijn onstaan. De meteoriet kan immers in tweeën zijn gebroken voordat hij op de aarde neerkwam. Maar misschien is de Steinheimkrater wel echt jonger. Dan logenstraft hij het idee dat je nooit twee keer op dezelfde plaats kunt worden getroffen.
Hoe groot is nu eigenlijk het gevaar om door een kosmisch projectiel te worden getroffen? Volgens de Amerikaanse astronomen David Morrison (NASA Ames research Center) en Clark R. Chapman (Planetary Science Institute) moeten we onderscheid maken tussen twee verschillende soorten risco's. Er zijn namelijk inslagen met een lokaal karakter en met een wereldwijd effect. Tot de eerste categorie behoort bijvoorbeeld de steenmeteoriet die op 7 april 1990 terechtkwam op een huis in het Twentse grensplaatsje Glanerbrug. Persoonlijke ongelukken deden zich daarbij niet voor. Maar aan het 25 cm grote gat in het dak en aan de verbrijzelde dakpannen was duidelijk te zien dat het kosmische object veel sneller dan een geweerkogel was neergekomen. Afgezien van Hewlett Hodges, een Amerikaanse die in 1954 een blauwe plek opliep nadat een meteoriet door het dak van haar huis was gevolgen, is er in ieder geval in historische tijden geen mens door zo'n meteoriet gewond geraakt.
Heel anders echter staat het met de dreiging die uitgaat van veel grotere exemplaren. "Gewone rampen als aardbevingen, overstromingen, orkanen en vulkaanuitbarstingen eisen een tol van hooguit miljoenen slachtoffers. Maar inslagen van meteorieten uit de kilometerklasse gaan veel verder," schrijven Morrison en Chapman in het onlangs uitgekomen boek Hazards due to Comets and Asteroids (zie literatuurverwijzing). "Hoewel de aarde gemiddeld slechts eens in de 500.000 jaar getroffen wordt door een hemellichaam van anderhalve kilometer in doorsnede, gaat het bij zo'n inslag om het leven van wel anderhalf miljard mensen.
"Die lage trefkans, vermenigvuldigd met de wereldwijde sterfte, geeft iedereen die n£ leeft een kans van 1:20.000 om bij zo'n meteorietinslag om te komen. Dat is natuurlijk veel minder dan de kans om bij een verkeersongeluk te worden gedood (1:100). Maar hij is even groot als de kans om het leven te laten bij een vliegtuigongeluk." Morrison en Chapman benadrukken telkens weer de noodzaak van een zogenaamde 'Spaceguard Survey'. Met speciale telescopen moet een speurtocht worden ondernomen waarmee de banen van alle objecten die de aarde kunnen raken in kaart worden gebracht. Hoe eerder we een kosmisch projectiel kunnen zien aankomen, des te eerder kunnen we het immers onschadelijk maken.
Het eigenaardige is dat ieder weldenkend mens het met de conclusies van Morrison en Chapman eens is. Maar het grote publiek blijft zijn schouders erover ophalen. Nadat in november 1992 het tijdschrift Newsweek uitgebreid aandacht schonk aan het gevaar van inslagen uit de ruimte, werd bijvoorbeeld een enquète gehouden. Eén op de drie ondervraagden geloofde niet dat sterrenkundigen zo'n kans konden uitrekenen. 56 procent van de ondervraagden vond 'dat het hun tijd wel zou uitduren'. Tijdens hun eigen leven zouden zij zich er niet druk over maken.
Maar misschien komt er nog wel verandering in die houding. Vorig jaar namelijk bracht het Amerikaanse minsterie van Defensie waarnemingen naar buiten die waren gedaan met spionagesatellieten. Die moesten waarschuwen als de Russen een raket afvuurden. Tussen 1975 en 1992 registreerden de sastellieten maar liefst 136 in onze dampkring geëxplodeerde meteorieten. Die waren kennelijk zo los van structuur dat ze niet op de aarde neerkwamen. Toch varieerden de dampkring-explosies die zij teweeg brachten in kracht van 500 tot 15.000 ton TNT. Sommige waren dus vergelijkbaar met kleine kernbommen.
"Tot voor kort wisten we nagnoeg niets over dit soort explosies," zegt David Morrison. "Alleen de gebeurtenis bij Toengoeska was bekend. In 1908 spatte daar op 8 km hoogte een naar schatting 50 meter groot rotsblok uiteen. Er deed zich een atmosferische explosie voor met een kracht van 10 tot 20 megaton TNT. Onder het explosiepunt werd het bos over zo'n 1500 vierkante kilometer platgeslagen. Je moet er niet aan denken wat er zou zijn gebeurd als dat gebied bevolkt was geweest." Morrison schatte de kans op een treffer als bij Toengoeska tot voor kort op eens in de 300 jaar. "Maar misschien is de trefkans nog wel veel groter als je nu kijkt naar de waarnemingen van onze spionagesatellieten."
Zien is geloven. Dat weet iedereen die een bezoek bracht aan zo'n ooit volledig verwoest gebied als de Rieskrater. En dat weten enkele honderden mensen in Nederland, België en Engeland ook. Zij werden op 29 mei 1994 overdag opgeschrikt door een extreem heldere 'vuurbol'. Die kwam met hoge snelheid bijna loodrecht naar beneden. Nog voordat het projectiel de horizon bereikte, doofde hij uit. Daarna bleef een donkergrijs 'rookspoor' over dat langzaam verwaaide. Uit ooggetuigenverklaringen en berekeningen door de Dutch Meteor Society weten we dat het ging om een tonnen zwaar komeetbrokstuk. Dat kwam boven de Noordzee neer. Het scheelde dus maar een haartje of we hadden een explosie recht boven ons hoofd gehad.
Tekst: Carl Koppeschaar
Literatuur:
T. Gehrels (editor): Hazards due to Comets and Asteroids;
The University of Arizona Press, 1994, ISBN 0-8165-1505-0.
Julius Kavasch: Meteoritenkrater Ries: ein geologischer Führer;
Auer GmbH, Donauwürth, 1992, ISBN 3-403-00663-8.
O. Richard Norton: Rocks from Space; Mountain Press Publishing
Company, Missoula, Montana, 1994, ISBN 0-87842-302-8.
Het Rieskrater-Museum in Nördlingen is van dinsdag tot en
met zondag geopend van 10 tot 12 uur en van 13.30 tot 16.30
uur.
Het Meteorkrater-Museum in Steinheim is dagelijks geopend van
9 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. Dit museum is op zaterdagmiddag
gesloten.