EEN MELKWEG VOL MET STERREN

Op een heldere, donkere nacht, als de hemel is bezaaid met sterren, denkt iedereen al gauw dat het er miljoenen zijn. Maar schijn bedriegt. Een waarnemer mag al blij zijn als er op één moment 2500 sterren zichtbaar zijn. Pas als een verrekijker of een telescoop wordt gebruikt, wordt dat anders. Afhankelijk van de lichtwinst van zo'n instrument zijn er dan duizenden tot vele tientallen miljoenen sterren te zien. Tellen is in zo'n geval een onbegonnen zaak.

Dat wist natuurlijk ook Sir William Herschel (1738-1822), die met een door hemzelf vervaardigde kijker de verdeling van het aantal sterren wilde weten. Hij besloot dan ook slechts tellingen te doen in een paar gebiedjes aan de hemel. Vermenigvuldiging daarvan tot het gehele hemeloppervlak en het oppervlak van de getelde gebiedjes zou hem een schatting geven van het totale aantal sterren. Tot en met de 14e magnitude (dat zijn sterren die vijftienhonderd maal lichtzwakker zijn dan de zwakste met het blote oog zichtbare sterren) kwam Herschel tot 6,5 miljoen sterren.

Tijdens zijn onderzoek merkte Herschel echter iets veel interessanters: de sterren waren hoofdzakelijk in de band van de Melkweg geconcentreerd. Daarbuiten kwamen ze veel minder voor. Op grond van deze aanwijzingen dacht Herschel dat zich rondom de zon een afgeplat sterenstelsel uitstrekte. Volgens Herschel had dat de vorm van een lange, dunne doos.

Veel later probeerde ook de Nederlandse sterrenkundige Jacobus Cornelis Kapteyn (1851-1922) door stertellingen een idee te krijgen over de vorm en omvang van dit stelsel. Doordat sterrenwachten over de hele wereld aan de tellingen in de door hem uitgekozen gebiedjes meewerkten, werd het een groot succes. Het resultaat was het onregelmatiger gevormde Kapteynstelsel, het eerste serieuze model van onze Melkweg.

Evenals Herschel meende Kapteyn dat de zon zich bevond in het centrum van de Melkweg. Dit bleek later gezichtsbedrog te zijn. Veel van het sterlicht wordt uitgedoofd door interstellaire wolken. Vooral in de richting van het Melkwegcentrum beperken die als een mist het gezichtsveld van een waarnemer. Pas na nauwkeurige afstandsmetingen en waarnemingen met behulp van deels door deze wolken heendringende radiotelescopen kon de grootte en de vorm van het melkwegstelsel definitief worden bepaald.

Voor zover nu bekend, bevat onze Melkweg zo'n 200 miljard sterren. Ze zijn gegroepeerd in een sterk afgeplatte schijf met een diameter van 100.000 lichtjaar. In het centrum is de schijf veel dikker. Het geheel lijkt daardoor op twee met de platte zijden tegen elkaar geplakte spiegeleieren. Onze zon staat op zo'n 32.000 lichtjaar van het centrum. Wij bevinden ons dus dichtbij de rand van het stelsel. En juist omdat we ons in de buitenste regionen van de schijf bevinden, doen de verderaf gelegen sterren zich voor als een zwak lichtende band langs de hemel: de Melkweg.

Wie de Melkweg wil zien, heeft daarvoor in principe het hele jaar door de tijd. Omdat de band van +63° tot -63° declinatie als een ring rond de hemelbol loopt, is er elk jaargetijde wel een deel van te zien. Het mooist is de Melkweg echter in de zomermaanden, als we in de richting van de sterrenbeelden Zwaan, Arend, Schorpioen en Boogschutter naar het dicht met sterren opeengepakte Melkwegcentrum kijken. Jammer genoeg wordt het tijdens de zomermaanden bij ons nooit echt donker, zodat er alleen in het holst van de nacht nog iets van is te zien.

Veel beter kunnen we daarom de Melkweg 's winters en gedurende het vroege voorjaar bekijken. Weliswaar is dan niet het helderste deel ervan te zien, maar al 's avonds vroeg is het helemaal donker. En vooral als er nog sprake is van een vriesnacht, is al het vocht uit de lucht en is de atmosfeer kraakhelder.

Zoek een waarnemingsplaats die zo ver mogelijk van al het storende stadslicht is verwijderd. En vergeet vooral niet een verrekijker mee te nemen. Geconcentreerd in en direct langs de Melkweg bevinden zich namelijk tal van interessante waarnemingsobjecten: lichtende gasnevels, open sterrenhopen, donkere stofwolken en bolvormige sterrenhopen. De laatste zijn een soort satellieten van ons melkwegstelsel. Zij doorlopen wijde banen rondom het Melkwegcentrum en bevinden zich op tienduizenden lichtjaren afstand.

Tekst: Carl Koppeschaar


Terug naar ASTROTEKST


Terug naar ASTRONOMIE
Terug naar ASTRONET's home page