Jupiter Optimus Maximus


Hadden de Romeinen gelijk met hun verering van Jupiter als oppergod en beschermer van de mensheid? Jupiter was de god van het licht en de stralende hemel. Hij was identiek met de Griekse oppergod Zeus. De oudste Romeinse staatscultus was die van Jupiter Feretrius: Jupiter de bliksemslingeraar. Als kenteken had de god een bundel bliksemschichten in zijn hand. Toen de hemel ooit door reuzen werd bestormd, gebruikte hij namelijk bliksemschichten als wapen. Daarmee kon hij de aanval afslaan, waarna de aanvallers onder vulkanische eilanden werden begraven.

Later vereerden de Romeinen hun oppergod zelfs als Jupiter Optimus Maximus: Jupiter de zeer goede, zeer machtige. Niet alleen bestuurde hij het heelal, ook hield hij een wakend oog over het leven op aarde. Op het Capitool, een van de zeven heuvels van Rome, bevond zich een driedelige tempel. Daarin troonde Jupiter Optimus Maximus naast de Ouditalische godinnen Juno en Minerva. Die tempel vormde niet alleen het hoogste heiligdom van de stad, maar ook het middelpunt van het staatkundig leven. Het was hier dat de senaat internationale verdragen afsloot of vergaderde over oorlogsverklaringen. Hier offerden consuls een witte stier bij het begin van hun ambtstermijn. Hier ook eindigden zegevierende Romeinse veldheren hun triomftochten.

Waarom deze uitweiding over mythologie en oude geschiedenis? Tussen Jupiter als godheid en Jupiter als planeet zijn er opmerkelijke overeenkomsten. Allereerst is Jupiter de grootste planeet van ons zonnestelsel. Met een massa die 318 maal groter en een diameter die 11,2 maal groter is dan die van onze aarde, kan de planeet inderdaad worden beschouwd als Maximus: de grootste of machtigste. Jupiters buitengewone afmetingen waren natuurlijk al lang bekend. Maar nieuw is het besef dat de planeet ook de titel Optimus, ofwel 'de zeer goede' verdient. Volgens een onderzoek van Amerikaanse en Franse sterrenkundigen is het namelijk Jupiter, die het leven op aarde beschermt.

De onderzoekers - Ben Zuckerman, Thierry Forveille en Joel Kastner - observeerden twintig zeer jonge sterren in ons deel van de Melkweg (Nature, 9 februari 1995, pag. 494-496). Ze zochten naar moleculair gas rondom die sterren, want het is uit moleculaire waterstof- en heliumgas dat reusachtige gasplaneten als Jupiter zijn ontstaan. Maar nergens zagen zij genoeg gas voor het laten onstaan van een reus als Jupiter.

Nu zaten sterrenkundigen al langer met de handen in het haar wat betreft het ontstaan van de reuzenplaneet. Volgens de theorie moet de planeet binnen tien miljoen jaar uit rond de zon wervelend stof- en gas zijn ontstaan. Daarna zou er door de zonnestraling te veel gas in de interstellaire ruimte zijn verdwenen. Rotsachtige planeten als de aarde konden er veel langer over doen. In tegenstelling tot gas wordt stof wel lang door de zon vastgehouden. De aarde-achtige planeten ontstonden door aangroeiingen van stof tot gruisdeeltjes en vervolgens, door botsingen van gruisdeeltjes, tot steeds grotere rotsmassa's. Dat ontstaansproces duurde ongeveer honderd miljoen jaar.

"Als sterren die jonger zijn dan tien miljoen jaar niet meer genoeg gas hebben voor het laten ontstaan van reuzenplaneten, is Jupiter misschien wel een zeer bijzondere planeet," zegt George Wetherill, een Amerikaanse astronoom die wordt beschouwd als autoriteit op het gebied van planeetvorming. "Je moet dan zelfs denken aan puur toeval. Misschien zijn er rond andere sterren wel kleine aardse planeten, maar nauwelijks gasreuzen als Jupiter."

Voor die opvatting van Wetherill zijn er ondersteunende bewijzen. Er zijn bijvoorbeeld tientallen sterren in de buurt van onze zon onderzocht. Maar daar zijn geen planeten bij aangetroffen. Dat wil zeggen: in ieder geval geen grote, massieve planeten. Die zouden die sterren namelijk zichtbaar uit hun baan moeten hebben getrokken. Ook blijkt uit onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop dat er in het heelal heel weinig 'bruine dwergen' zijn. Als die overgangsvormen tussen planeten en sterren al zo zeldzaam zijn, zijn gasplaneten als Jupiter misschien wel een nog grotere uitzondering.

"Dat is dus een interessant geval," vervolgt Wetherill. "Want wat zou er met ons zijn gebeurd zonder Jupiter? Door de zwaartekrachtswerking van die planeet zijn de meeste kometen opgeveegd. Denk maar aan komeet Shoemaker-Levy 9, die in juli vorig jaar op Jupiter neerstortte. Andere kometen werden door Jupiter zelfs uit het zonnestelsel geslingerd. Dus zonder Jupiter zouden er veel meer kometen door ons zonnestelsel razen. De kans dat die op de aarde botsen zou dan veel groter zijn. Catastrofale komeetinslagen, zoals bij het uitsterven van de dinosaurussen, doen zich nu voor met een gemiddelde van eens per honderd miljoen jaar. Zonder Jupiter zou dat zijn neergekomen op een gemiddelde van eens per honderdduizend jaar."

Eens per honderdduizend jaar? Dat zou betekenen dat het leven op aarde slag na slag zou hebben te verwerken. Een technisch ontwikkelde beschaving zou dan nooit kunnen zijn onstaan. Is het misschien daarom dat het zo verdacht stil is in de ruimte? Al onze speurtochten naar buitenaards leven zijn tot nog toe immers op niets uitgelopen. Misschien zijn rotsachtige planeten als de aarde wel heel gewoon. Maar bij gebrek aan grote gasplaneten zijn zij tot het voortbrengen van hooguit eenvoudige levensvormen gedoemd.

Natuurlijk is het nog mogelijk dat de sterrenkundigen niet goed hebben waargenomen. De leeftijden van de sterren kunnen zijn onderschat. Of de tijdsduur waarin een planeet als Jupiter ontstaat is veel korter dan tien miljoen jaar. In dat geval is er nog genoeg gas rondom een ster aanwezig. Toch krijg je door dit soort onderzoek het akelige vermoeden dat onze levensvorm op aarde wel eens heel uniek kan zijn. Misschien moeten we net als de Romeinen maar weer tempels gaan bouwen voor Jupiter.

Tekst: Carl Koppeschaar


Terug naar METEORIETEN

Terug naar ASTROTEKST


Terug naar ASTRONOMIE
Terug naar ASTRONET's home page