'SUPERZON'



De zon op 4 januari 2017.


Astronet, 4 januari 2017

Afgelopen 14 november hadden we een supermaan: een volle maan die het dichtst bij de aarde stond en daardoor extra groot aan de hemel leek. De uitleg was heel simpel: de maanbaan is geen cirkel maar een ellips: met een punt het verst van de aarde, en een punt het dichtst bij de aarde.

Bijna niets in de ruimte heeft een perfecte cirkelbaan. Ook de baan van de aarde om de zon is een ellips. Met een punt het dichtst bij de zon, het perihelium (dat komt van het Grieks ‘peri’= dichtbij en ‘helios’ = zon) en een punt het verst van de zon: het aphelium (van het Grieks apo = veraf).



In januari staat de aarde het dichtst bij de zon en in juli het verst af.


Vandaag, om 15.17 u. Nederlandse tijd staat de zon in zijn perihelium, op een afstand van 147,1 miljoen km. Op 3 juli om 23.11 u. staat de zon het verst af, op een afstand van 152,1 miljoen km.

Het verschil bedraagt 5 miljoen km. Dat betekent dat de zon vandaag 3,4% groter lijkt dan op 3 juli en ook 7% helderder is. Jammer genoeg is het bij ons nu winter en hebben we daar weinig aan. Maar op het zuidelijk halfrond, waar het nu zomer is, zou het in theorie zo’n 7% warmer moeten zijn.

De excentriciteit van de aardbaan van 750.000 jaar geleden (rechts) tot nu (links).

Je zou zo’n dichtbije zon net als de supermaan dus een ‘superzon’ kunnen noemen. En op 3 juli een ‘minizon’. Maar het zijn nog lang niet de meest extreme zonnen die mogelijk zijn.



De excentriciteit van de aardbaan van 750.000 jaar geleden (rechts) tot nu (links).



De excentriciteit van de aardbaan (dikke zwarte streep) neemt momenteel af en zal zo'n 28.000 jaar na nu bijna een cirkelbaan worden. Dat is echter van korte duur. Ook de banen van de andere binnenplaneten, Mercurius, Venus en Mars, vertonen veranderingen.

We leven nu in een tijd dat de aardbaan niet zo extreem afwijkt van een cirkel. Omstreeks het jaar 28.000 is het bijna een cirkelbaan. Maar door de aantrekkingskracht van de reuzenplaneet Jupiter schommelt het met perioden van 96.000 jaar en 413.000 jaar naar een veel langgerektere baan. Er is een ‘hyperzon’ mogelijk die 12,3% groter is, en maar liefst 26% helderder schijnt dan de in zo’n aardjaar kleinst mogelijke ‘microzon’. De laatste keren deed die situatie zich 600.000 en 215.000 jaar geleden voor. De eerstvolgende keren vinden plaats 215.000 en 626.000 jaar na nu.



Door de dynamische veranderingen in de aardbaan en de stand van de aarde in de ruimte (tilt: schommeling van de hellingshoek van de aardas ten opzichte van de omloopbaan, met een periode van 41.000 jaar, de veradering in de excentricteit van de aardbaan met perioden van 96.000 en 413.000 jaar, het verschuiven van de periheliumpositie met een periode van 21.000 jaar en nog een kleine tolbeweging van de aardas met een periode van 26.000 jaar) schommelt de insolatie of hoeveelheid ontvangen zonnestraling op het aardoppervlak. Als gevolg hiervan ontstaan ijstijden, die onder andere kunnen worden afgeleid uit veranderingen in een zuurstofisotoop en temperatuursverschillen in Antarctische ijskernen.

Zo’n toestand met hyperzonnen en microzonnen merk je echt. Het grote verschil in ontvangen zonnewarmte veroorzaakt ijstijden op aarde. Afhankelijk van het stand van de aardas en het jaargetijde krijg je dan een situatie dat één halfrond hete zomers en snerpend koude winters krijgt, terwijl het andere halfrond koele zomers en lauwe winters ervaart.

De laatste ijstijd eindigde 11.500 jaar geleden. Nu zitten we tót de volgende ijstijd in een warme periode, een zogenaamd interglaciaal. Meestal duurt het maar zo’n 10.000 jaar totdat een volgende ijstijd zich aandient. Hoed je dan, want als de ijsmassa’s van de noordpool aangroeien, stuwt het alles wat het op zijn weg tegenkomt op naar zuidelijke breedten. De Big Ben, de Eiffeltoren en ons Rijksmuseum liggen uiteindelijk als puin verfrommeld ter hoogte van Madrid.

Er wordt gezegd dat we met de huidige uitstoot van broeikasgassen de komst van een nieuwe ijstijd belangrijk vertragen. Het zou nu wel 100.000 jaar of nog langer kunnen duren totdat de aarde weer bevriest. “Elk nadeel heb zijn voordeel,” zou wijlen Johan Cruijff zeggen. Als we de CO2-uitstoot beperken gaat de natuur weer zijn gang. De hyperzon, de verandering van de stand van de aardas en andere veranderingen in de aardbaan nemen dan weer de overhand. De nieuwe ijstijd komt er dan onherroepelijk en sneller dan we denken aan.

In de tussentijd lijken we op korter termijn al op een mini-ijstijd af te stevenen. Maar dat heeft niet te maken met de aardbaan maar met de zonsactiviteit zelf. Volgens Professor V. Zharkova (Northumbria University) valt de magnetische cyclus van de zon (waardoor ook de bekende zonnevlekken worden opgewekt) tussen 2030 en 2040 nagenoeg stil. Zonnevlekken zullen dan zo goed als ontbreken. Van 1645 tot 1715 was dat ook al eens het geval. Tijdens dit zogenoemde Maunder Minimum waren er strenge winters. Uit die tijd zijn veel schilderijen van winterlandschappen en ijspret bewaard gebleven. Het 'zou' dus kunnen zijn dat er tegen die tijd weer Elfstedentochten gereden kunnen worden. Maar klimatologen die zich focussen op het antropgene broeikaseffect trekken dat weer in twijfel.

Carl Koppeschaar

Meer lezen?


Terug naar ASTRONET's home page