WANNEER IS HET PASEN?
Pasen valt in 2015 op 5 april. Voor ons al overdag doet zich helemaal aan de andere kant van de aarde een totale maansverduistering voor. Dat klopt.
De paasdatum heeft te maken met de maanstand. De zondag na de eerste Volle Maan, die zich voordoet op of na het begin van de lente, is het Pasen.
Daarbij wordt uitgegaan van Wereldtijd (Volle Maan op zaterdag 4 april 12:07:21). Voor onze tegenvoeters is het dan al paaszondag, net na middernacht.
"De groote bron des lichts," meldt de Overijsselse Almanak uit 1840, "beantwoordde aan 't feestgejuich der menschen, want naar het oud geloof sprong de zon bij haar verrijzen driemaal op van vreugd." Wat zal het een mooi gezicht zijn geweest, al die turende mensen aan de rand van hun dorpen en steden. Voor dag en dauw waren zij de zaterdag voor Pasen opgestaan, in de hoop een glimp van het springen van de zon te zien. Wie het zag - en als het bewolkt was, mocht iedereen zich inbeelden dat het was gebeurd - had het recht zichzelf een goed jaar te voorspellen.
Het ‘springen van de zon’ was voor onze voorouders natuurlijk niet de enige reden om zo vroeg op te staan. Later op de dag werd op de paaswei ook uitgebreid kermis gevierd. Er werd met eieren getikt, waarbij het de kunst was de eieren zo lang mogelijk heel te houden. En het traditionele paasbrood werd gegeten. Maar het mooiste moment kwam 's avonds, als het paasvuur werd ontstoken. Dan werd er gezongen en gedanst. Tegen de tijd dat het vuur was uitgebrand, vermaakte men zich met er overheen te springen. Ook liet men wel een rad of wiel, opgevuld met stro en rijshout, na het in brand gestoken te hebben, van een heuvel afrollen. De akkers waarover het rad zijn loop vervolgde, zouden het komend jaar bijzonder vruchtbaar zijn.
Het ‘springen van de zon’, het eten van paasbrood en het ontsteken van paasvuren zijn allemaal overblijfselen uit de tijd dat een groot lentefeest werd gevierd. Uit blijdschap dat de lange, donkere winter voorbij was, werd dit feest gehouden ter ere van Ostara of Eostra, de godin van het licht. In het Duits heet het paasfeest daarom nog Ostern, terwijl de Engelstaligen het Easter noemen. Bij de invoering van het christendom is geprobeerd de heidense gebruiken te kerstenen. De paaseieren werden bijvoorbeeld het zinnebeeld van de verrijzenis van Christus. Ook uit het schijnbaar zo dode ei kon immers het leven uitbreken.
Waarom wordt Pasen nu eens in maart, dan weer laat in april gevierd? "Nec sequitor Marcum, nec praecedit Benedictum," werd op het concilie van Nicea (325) besloten: nooit later dan op St. Marcus (25 april) en nooit vroeger dan op St. Benedictus (22 maart). Op deze kerkvergadering werd uitgemaakt dat Pasen gevierd moest worden op de eerste zondag na Volle Maan, die plaatsvindt óp of direct ná 21 maart (kerkelijk begin van de lente). Het vroegst valt Pasen daardoor op 22 maart (als Volle Maan plaatsvindt op zaterdag 21 maart), en het laatst op 25 april (als Volle Maan plaatsvindt op zondag 18 april en de eerstvolgende Volle Maan plaatsvindt op zondag 18 april). Voor Paaszondag zijn er dus 35 verschillende data mogelijk.
Eén van de merkwaardigste gevolgen van de kerkelijke berekeningsmethode voor Pasen is, dat er een cyclus van 5,7 miljoen jaar bestaat waarna de paasdata zich weer in precies dezelfde volgorde herhalen. In zo'n cyclus van 5,7 miljoen jaar blijkt Paaszondag het vaakst voor te komen op 19 april (220.400 maal), het minst vaak op 22 maart (27.550 maal). Sinds 1818 is Pasen dan ook niet meer op 22 maart gevallen en de eerstvolgende keer dat dit wel zal geschieden, zal zijn in 2285. Iets dergelijks geldt voor de uiterste datum 25 april: laatste keer in 1943, eerstvolgende keer in 2038.
Woensdag 27 maart 2013 was het Volle Maan. De zondag direct erna, 31 maart, is het dus Pasen.
De piek op 19 april en het vaker voorkomen van paaszondag in de periode van 18 tot en met 25 april is het gevolg van de correctie die paus Gregorius XIII in 1583 invoerde teneinde de Volle-Maanstanden beter te berekenen. De gemiddelde synodische maanomloop – het tijdsverschil tussen twee opeenvolgende Nieuwe Manen of andere gelijkwaardige maanfasen – varieert van 29,25 tot 29,75 dagen. Om beter uit te komen met de werkelijke, astronomische maanomloop wordt in de kerkelijke berekeningen afwisselend een periode van 29 en een van 30 dagen gebruikt. Maar omdat dit niet geheel gelijkmatig gebeurt, kan de kerkelijke paasdatum soms afwijken van de astronomische paasdatum. Ondermeer resulteert dit in de eerder genoemde ‘piek’ op 19 april.
Overigens gaan er de laatste tijd binnen de kerken steeds vaker stemmen op om de huidige berekening van de paasdatum af te schaffen. De verspringing van de paasdatum is zo grillig, dat er ieder jaar weer moeilijkheden onstaan als Pasen en de met de paasviering samenhangende feestdagen (palmzondag, aswoensdag, hemelvaartsdag en Pinksteren) te vroeg of te laat plaatsvindt. Er wordt gezocht naar een systeem van minder uiteenlopende data. Maar het zal nog wel een tijd duren voordat hierin een definitief besluit zal vallen.
Tekst en berekeningen: Carl Koppeschaar
MEER INFORMATIE: